Titaniumdioxide vormt samen met
zinkoxide een klasse apart in de zonnefilters. Het zijn namelijk minerale, fysische zonnefilters – in tegenstelling tot alle andere filters die “chemisch” worden genoemd. Dat verschil komt door de werking: minerale filters blijven op de huid liggen en reflecteren (titaniumdioxide) of absorberen (zinkoxide) daar UV-straling – en blijven daarbij letterlijk cool. De chemische filters dringen in de huid, waar ze UV-straling omzetten in infraroodstraling ofwel warmte – die ook als zodanig voelbaar is.
Titaniumdioxide: niet chemisch in werking – wel in afkomst
Titaniumdioxide is dus niet chemisch in werking, maar is het ook zo “natuurlijk” als sommige producenten beweren? Natuurlijk klinkt zo lekker groen – als bloemetjes, bijtjes en een blije planeet aarde. Natuurlijke ingrediënten zijn voor mij dan ook oliën en extracten die worden verkregen uit planten, vruchten en de zaden daarvan.
Aloë vera bijvoorbeeld,
calendula extract of
ferulazuur. Titaniumdioxide groeit echter niet aan bomen of planten – het is een verbinding van titanium met zuurstof. Die zijn allebei uiteraard heel natuurlijk: zonder zuurstof zou er niet eens natuur bestaan – en titanium is een mineraal, een vaste stof die in de vrije natuur voorkomt en is gevormd door geologische processen – of wel, Moeder Aarde.
Natuurlijke chemische processen
Daarna wordt het eigenlijk meteen al een chemisch verhaal: zuurstof is een chemisch element – symbool O, atoomnummer 8 weet je nog wel ;)) Daarnaast zijn geologische processen chémische processen. Natuurlijke chemische processen – dus had ik titaniumdioxide nog steeds een “natuurlijk” ingrediënt gevonden als het poeder rechtstreeks uit de aarde afkomstig zou zijn – aansluitend alleen nog gezuiverd met water, stoom of iets anders ongerept natuurlijks.
Chemie met een hoofdletter: behandeling met zwavelzuur of chloorgas
Bij de productie van titaniumdioxide komt Chemie met een hoofdletter kijken. Chemie ook, die geen “natuurlijk proces” is – maar volledig door de mens bedacht. Het
Centre for Industry van de Britse
University of York legt je precies uit met welke
twee methoden titaniumdioxide wordt verkregen. Heel kort samengevat komt dat er op neer dat er gebruik wordt gemaakt van twee bepaalde ertsen (gesteenten): ilmeniet en rutiel
. Ilmeniet bevat naast ijzeroxide 45-60% titaniumoxide en rutiel bestaat tot 99% uit titaniumoxide. Nog steeds allemaal hartstikke natuurlijk – totdat van de titanium
oxide titanium
dioxide wordt gemaakt. Daarvoor wordt ilmeniet namelijk fijngemalen en opgelost in
zwavelzuur – of wordt rutiel verwarmd waarna men er
chloorgas op laat inwerken.
En voor mij houdt bij dat zwavelzuur en chloorgas het “natuurlijke” van titaniumdioxide toch echt wel op. Niet zozeer gevoelsmatig, als wel rationeel: titaniumdioxide is geen “natuurlijk zonnefilter” – het is een mineraal filter, dat met behulp van zware chemicaliën wordt geproduceerd. Punt. Producenten die anders beweren hebben hun huiswerk niet goed gedaan – of verkopen bewust nonsense als “natuurlijk”. Nog erger zijn de merken die claimen dat zonbescherming met titaniumdioxide “100% biologisch” zijn. Want: 100% biologisch zwavelzuur of chloorgas? Hoe dan?
Prima sidekick van zinkoxide
Overigens ben ik zelf zo ongeveer grootverbruiker van zonbescherming met titaniumdioxide. Ik houd nu eenmaal van “natuurlijk”, maar ook van “goede chemie”. Daar veranderen chloorgas en zwavelzuur niks aan – ook omdat die er aan het einde van het productieproces weer worden uitgefilterd. Het enige nadeel van titaniumdioxide vind ik dat het “solo”
te weinig beschermt tegen UV-A straling. Daarmee helpt het te weinig bij het voorkomen van huidkanker en photo aging – vroegtijdige huidveroudering als gevolg van blootstelling aan daglicht. Daarom gebruik ik titaniumdioxide eigenlijk alleen als sidekick van zinkoxide – het ándere minerale zonnefilter, maar vooral:
het enige zonnefilter (mineraal of chemisch) dat de huid beschermt tegen UV-A1, UV-A2 én UV-B. Als zodanig is titaniumdioxide voor mij absoluut een blijvertje: niet “natuurlijk”, maar wel een zonnefilter waarvan de effectiviteit en veiligheid – en de grenzen daarvan – uitvoerig wetenschappelijk zijn onderzocht en aangetoond. Zo ver zijn we met de échte natuurlijke zonnefilters – zoals
ferulazuur en
kokosolie – helaas nog lang niet.